Ik heb iets met garagedeuren.
Als kind bekraste ik eens de garagedeur van meneer en mevrouw de Kok, die op de hoek woonden, aan het eind van de brandgang. Het waren een beetje chique mensen, hoewel ze in eenzelfde soort huis woonden als wij, maar dan wel een hoekwoning, met een garage. Ze hadden geen kinderen, maar meneer de Kok had wel een elektrische trein op zolder, maar die heb ik nooit gezien.
Mevrouw de Kok kwam bij m’n moeder op bezoek om te praten over de bekraste garagedeur. In plaats van straf kreeg ik een oranje-gele bulldozer, van het merk Tonka.
Ik weet niet hoe ze erachter gekomen is, dat ik het was, van die krassen. Misschien was ik zo naïef om m’n naam in de verf te kerven, misschien heeft ze een vriendje in z’n nekvel gegrepen en net zolang gemarteld totdat hij uit de school klapte.
De goede band die mevrouw de Kok met m’n moeder had, heeft me waarschijnlijk eenzelfde lot bespaard. Met die bulldozer heb ik niet veel gespeeld. Hij gaf me een verkeerd gevoel. Soms voel ik het nog, als ik naar een garagedeur kijk.