Vaak gaat het zo: iemand slentert met een paar vrienden of familieleden over de kermis. Ze belanden per toeval bij de schietkraam. Iemand uit het gezelschap stelt voor om een poging te wagen. Het resultaat – als er eindelijk raak is geschoten – leidt tot hilariteit en pogingen om nóg zo’n foto te scoren.
Heel anders gaat het bij deze heer. Hij is een geroutineerd schutter, elke kermis komt hij meerdere keren, en altijd alleen. Het foto-resultaat is niet hilarisch. Hij trekt geen lachwekkend gezicht, althans, als je zijn verbeten gelaatsuitdrukking daar niet onder schaart. Hij draagt zijn nette pak en zijn fraaie vierkante horloge, en zijn haren zijn strak naar achteren gekamd. Hij is een man die het ver heeft geschopt, die respect afdwingt, maar ook een killer, iemand waar je voor uit moet kijken.
Een dag later is hij er weer. Dit keer niet alleen. Het wordt tijd dat zijn zoon wordt ingewijd. Voor de gelegenheid heeft de man zijn netste pak aangetrokken en een ander horloge om gedaan. Beheerst geeft hij uitleg. Hij overhandigt zijn zoon het wapen en zet een stap naar achteren. Zijn zoon legt aan, knijpt één oog een beetje dicht, richt, brengt zijn ademhaling onder controle en haalt de trekker over.
Natuurlijk schiet hij raak. Het zit in de genen. Hij zal het nog ver schoppen.