Fotogezicht

Vrouw in fotocabine, jaren dertig, Italië, collectie Grand Foulard.

Vroeger kon je een fotogeniek persoon onderscheiden van een fotoschuw mens door de hoeveelheid gelaatsuitdrukkingen die iemand in huis had. Een echt fotomodel kon op commando lachen, huilen, serieus, boos of angstig kijken. Gewone mensen daarentegen – toen en nu – hebben vaak maar één blik: ze grijnzen of kijken strak voor zich uit, of ze nu op een trouwfeest of een begrafenis zijn.

Hedendaagse fotomodellen kijken ook vaak maar op één manier: emotieloos. Jullie kunnen allemaal dood neervallen, zo’n blik. Hun invloed op gewone stervelingen is enorm. Knappe jongen die het voor elkaar krijgt om z’n puberdochter of -zoon op een foto te laten (glim)lachen. Maar het kan erger: een paar jaar geleden struikelde je over de wannabee fotomodellen en bloggers met een duckface. Helemaal uitgebannen is die blik overigens nog steeds niet.

Nee, dan deze vrouw. Bij elke waarschuwingssignaal van de fotocabine trok ze een ander gezicht. En elke keer resulteerde dat in een prachtige foto. Dat vond ze waarschijnlijk zelf ook, of de geliefde aan wie ze de foto’s gaf. Hij of zij versneed ze niet tot losse opnamen, maar liet het strookje intact, als bewijs van haar vele gezichten en haar veelzijdigheid.

Amper tien

Fotocollectie Grand Foulard

Zomer aan zee. Amper tien.

‘Geen jongen meer, al een echte man,’

knipogen je tantes naar elkaar.

Je zweeft van trots over het strand.

.

Maar ’s middags zie je haar op de zeedijk,

op benen waar geen eind aan lijkt te komen,

sta je weer met beide spillebeentjes op de grond,

en houden je tantes wijselijk hun mond.

Je komt net kijken.

.

Schrale troost: de vrouw met de oneindig lange benen heet Odette Michel. In 1953 deed ze voor Zwitserland mee aan de Miss World verkiezing in de Lyceum Ballroom in Londen.

Maatschappelijk probleem

Fred Walter Smigelski (14) toont waar hij zijn 11-jarige schoolvriend vermoordde. Fotocollectie Grand Foulard

12 september 1947.

De 14-jarige Fred Walter Smigelski uit New Jersey wurgde zijn 11-jarige schoolvriend Jacky Preston met een leren riem. Fred liet het lijk achter in een verlaten pakhuis. Vervolgens stuurde hij de ouders van de vermoorde jongen een briefje waarmee hij om 1.000 dollar losgeld vroeg.

De moeder van Fred vond een kopie van het briefje in zijn broekzak, waarna zijn vader hem naar de politie bracht. Daar bekende Fred de moord. Als reden gaf hij op dat hij zijn omgeving wilde tonen dat hij geen mietje is – ‘He was no sissy’. Van zijn moeder moest hij steeds denigrerende klusjes doen – stof afnemen, afwassen. Het doden van zijn 11-jarige vriend gaf hem het gevoel dat hij dominant was.

Zijn advocaten probeerden hem volgens het jeugdrecht te laten berechten, maar volgens een vergelijkbare zaak uit de jaren dertig had hij de ‘age of reason’ bereikt. Een jarenlang gehakketak begon. Niemand wist wat je met een jongen als Fred moest beginnen.

16 juli 2020.

De twee 15-jarige jongens die op 16 december 2019 een 64-jarige man in Hoofddorp doodstaken en beroofden van honderd euro, worden veroordeeld tot tien maanden jeugddetentie. Ze moeten zich ook laten behandelen. De PIJ-maatregel wordt voorwaardelijk opgelegd.

De weduwe van het slachtoffer wil dat het maatschappelijk probleem wordt besproken, anders is de dood van haar man helemaal voor niets geweest. Maar niemand weet wat je met die twee jongens moet beginnen.

Geborgd

Secretaresse achter typemachine
Secretaresse achter typemachine, circa 1930, fotocollectie Grand Foulard

Haar Remington Noiseless Typewriter #6 – dat ‘noiseless’ mag je met een korreltje zout nemen – werd vanaf 1925 in Middletown, Connecticut gemaakt. Een revolutionair apparaat. Vandaar dat rondje dat onderaan het bureau aan een draad bungelt. Het borgt de typemachine aan het houten blad om te voorkomen dat de Remington wordt gestolen of zonder toestemming naar een ander kantoor verhuist. Volstrekt overbodig: bij zo’n secretaresse laat je dat wel uit je hoofd.

Verontrustend

picknick mensen op kleed in de natuur
Picknick in de natuur, 1932, fotocollectie Grand Foulard

Ik noem het dan wel een picknick, maar waar zijn de stokbroden, de salades, de kazen en de wijn? Een groezelige deken, meer is er niet. Echt vrolijk wordt er ook niet gekeken, maar dat was in die tijd misschien niet gebruikelijk.

Wat de foto verontrustend maakt, zijn dat meisje en die man in de achtergrond. Huilt ze? Wie is die man die haar vastpakt? Hij lijkt op te doemen uit de struiken, of wil hij daar juist tussen verdwijnen?De anderen lijken zich niet bewust van het mogelijk drama dat zich achter hen afspeelt. Is dit de laatste foto waarop het meisje is te zien, kort voordat ze spoorloos verdween en hun leven in een hel veranderde? Staat er daarom op de achterzijde in potlood geschreven: souvenir de la jeune?

Meret

Foto op Agfa Lupex papier, jaren 40, collectie Grand Foulard

Die witte schoenen….

Ik moest meteen aan Meret Oppenheim denken. Zij bond dergelijke schoenen met vliegertouw bijeen en plaatste ze op een zilveren ovale schaal: Ma gouvernante – My Nurse – Mein Kindermädchen.

Meret Oppenheim was een Duitse kunstenares (Berlijn, 1913 – Bazel, 1985). Haar werk wordt geschaard onder het dadaïsme en surrealisme. Mein Kindermädchen barst van de seksuele verwijzingen. Heel direct: de schoenen staan voor voeten- en schoenenfetisjisme. Het samenbinden is een verwijzing naar bondage. De omgekeerde schoenen zijn symbool voor onderwerping. De opening tussen de schoenen verwijst naar de vagina, dus het opgediende ‘gerecht’ staat voor orale seks. De witte schoenen zijn smoezelig: hoer versus maagd.

Het werk werd in 1936 tentoongesteld. Het publiek was geschokt en het werk werd door een bezoekster van de tentoonstelling in Parijs vernield. Meret maakte een nieuwe versie die zich nu in het Moderna Museet in Stockholm bevindt.

Met die achtergrond lukt het me niet om onbevangen naar deze foto te kijken.

O ja, op de achterzijde van de foto staat een stempel van een opticien in Lörrach, een kleine stad in het zuidwesten van Duitsland. Slechts twaalf kilometer ervandaan ligt Bazel, de stad waar Meret Oppenheim overleed…

Gemakzuchtig brein

Voor veel westerlingen zijn Aziaten één pot nat. ‘When you’ve seen one, you’ve seen them all.’ Onderzoekers van de universiteiten van Glasgow en Fribourg hebben aangetoond dat neuronen in het brein weinig moeite doen om de gezichten van mensen van een andere etnische bevolkingsgroep uit elkaar te houden. Die bevinding is vooral van belang in de rechtszaal: de ooggetuigenverklaring van een Amsterdamse taxichauffeur tegen een Chinese verdachte zou wel eens heel onbetrouwbaar kunnen zijn. Niet vanwege eventuele racistische motieven, maar door gebrek aan onderscheidend vermogen. Andersom schijnen Aziaten ook moeite te hebben om mensen van andere bevolkingsgroepen uit elkaar te kunnen houden. Voor hen lijken alle Nederlanders op Linda de Mol of op Paul de Leeuw.

Maar waarom letten we niet beter op wanneer we iemand van een andere bevolkingsgroep tegenkomen? Dat heeft met gemakzucht te maken. Ondanks onze bonte samenleving hebben de meeste westerlingen nauwelijks directe relaties met Aziaten. Het is dus voldoende om op basis van een paar opvallende kenmerken (huids- en haarkleur, vorm van de ogen) de conclusie te trekken: dat is een ‘Chinees’, iemand uit een andere bubbel. Het heeft geen toegevoegde waarde om de ander te herkennen. Zuiver luiheid dus: even snel een ‘etiketje’ plakken, want dat voorkomt onnodige hersenactiviteit.

Een dergelijke nonchalante selectie is echter onvoldoende om de individuen van de eigen bevolkingsgroep te bestempelen. Het is namelijk essentieel dat we onze baas niet aanzien voor de buurman, of de vrouw van de bakker op de hoek voor een goede vriendin. De leden van de eigen groep moeten nauwkeuriger worden bestudeerd om te voorkomen dat we sociale blunders begaan.

Het is hoog tijd dat we ons brein een schop onder zijn luie kont geven, want zolang we onze aandacht vooral op de eigen groep richten is er van een multiculturele samenleving geen sprake.

Misleidend

Drie boeken voor een tientje, bij de Slegte. Deze, van Christian Gailly, sprong er voor mij direct uit. Ja, vanwege de cover. Zwart-wit foto. Zwart-wit foto’s zijn bijna altijd beter dan kleuren foto’s. Vroeger niet, toen was het gewoon goedkoper, maar nu is het een bewuste keuze van de vormgever.

Jonge vrouw met Cleopatra kapsel, grote, donkere ogen in een bleek gezicht. Ze staat aan een bar, achter een glas “33” Export bier. Heel erg Frans. Volgens de tekst op de achterzijde gaat het boek over jazz en over de liefde. Die combinatie is veelbelovend. Als het niks blijkt te zijn, heb ik in ieder geval voor 3,33 euro een mooie foto.

Het boek is even wennen. Veel korte zinnetjes, bijna staccato. De coverfoto suggereert een meer romantische stijl, minder onderkoeld, maar dan krijgt het verhaal me te pakken en vergeet ik de vrouw op de foto. Logisch, want die vrouw komt namelijk helemaal niet in het verhaal voor. De vrouw in het boek heet Debbie Parker. Ze is een Amerikaanse en ze is helemaal niet zo jong meer: “Toen ze bewoog om haar badtas, haar rommeltas met koord, neer te zetten, zag Simon dat haar huid er aan de binnenkant van haar dijen en bovenarmen verfomfaaid uitzag. Debbie was inderdaad ouder dan ze leek.” Die vrouw op de cover kan heus wel ouder zijn dan ze eruit ziet, maar ik weet zeker dat ze geen verfomfaaide huid heeft. Geen idee wie ze is, maar Debbie Parker is ze niet.

Het boek is prachtig. Maar als ik het dichtsla en in de zwarte kijkers van de cover-vrouw kijk, voel ik me toch een beetje misleid. Alsof er een verkeerde wikkel om een conservenblik zat: appelmoes in plaats van doperwtjes, zoiets.

Reflecties

Foto: Grand Foulard

Foto’s zijn reflecties van het leven, maar als je veel naar foto’s kijkt gaan ze andersom werken: in het dagelijks leven ga je foto’s herkennen. Zo meende ik in deze groep mensen aan de oever van een kreek een foto van Henri Cartier Bresson te zien.

Henri Cartier Bresson, Au Bord de la Marne, 1938

Thuis bleek de overeenkomst met ‘Au bord de la Marne’ uit 1938 maar matig. Blijkbaar is de foto van HCB zo’n icoon geworden dat de waarneming van een paar mensen aan een oever al voldoende is om de realiteit te verdringen.

(On)opvallend

Nieuwmarkt kermis Amsterdam (1963), Ed van der Elsken 

De wereld is te vol, de mensen zijn zich te veel bewust van de media. Fotografen die puur menselijk gedrag willen fotograferen krijgen het steeds lastiger. In de tijd van Ed van der Elsken kon je met een vriendelijke grijns op je gezicht een heel eind komen, maar tegenwoordig heb je zo een klap voor je hoofd als je iemand ongevraagd fotografeert.

Met een fikse telelens is de kans op een veilige ontsnapping aanzienlijk vergroot, maar de fotograaf kan niet echt rekenen op respect van de liefhebbers van ‘echte mensen fotografie’: ze vinden de afweging om met een 1000 mm kanon in de struiken te gaan liggen eerder laf dan verstandig.

Een andere aanpak is de verborgen camera. Bert Haanstra deed het al, met zijn filmcamera in een boodschappentas en Walker Evans verstopte tussen 1938 en 1941 zijn camera onder zijn jas om ongezien mensen in de metro van New York te kunnen fotograferen. Wat recenter maakte Merry Alpern de serie ‘Shopping’ over winkelende mensen, met behulp van een videocamera en een geprepareerde tas.

Dirty Windows, Merry Alpern

Je kunt het nog verder doorvoeren door je als fotograaf te verstoppen. De eerder genoemde Merry Alpern deed dat bijvoorbeeld met haar ‘Dirty Windows’ serie. Ze huurde een kamer aan de overkant van een bordeel in Wall Street en fotografeerde door het (beslagen) raam van de toiletten de klanten en prostituees terwijl ze hun transacties verrichtten of drugs gebruikten. Maar niet alle onderwerpen laten zich fotograferen vanuit een veilige kamer.

Kohei Yoshiyuki

Het spel van exhibitionisten en voyeuristen in een park in Tokyo, begin jaren zeventig van de vorige eeuw, kon Kohei Yoshiyuki alleen fotograferen door op te gaan in ‘het publiek’. Hij gedroeg zich als een van de mannen die zich vergaapten aan de vrijende stelletjes in het park. Na verloop van tijd begon hij foto’s te maken, met een infrarood flitser die met het blote oog niet is waar te nemen.

Camera van Miroslav Tichý

Niet opvallen is dus het credo. Hoewel, het omgekeerde werkt merkwaardig genoeg ook: zorg dat je er uitziet als een ongevaarlijke zonderling. De Tjechische fotograaf Miroslav Tichý maakte, waarschijnlijk onbedoeld, gebruik van die aanpak: zijn verwilderde uiterlijk in combinatie met zijn zelfgebouwde camera’s van toiletrolletjes, karton en plakband zorgden ervoor dat niemand kon geloven dat die gekke man daadwerkelijk foto’s maakte…

Antwerpen, uit de serie The Europeans, Reinier Gerritsen

Je hoeft er niet per se gek uit te zien. Fotograaf Reinier Gerritsen trok een fluorescerend hesje aan en was zo in staat om vrijwel ongezien op straat te fotograferen. Het schreeuwerige hesje trok heel even de aandacht: hé, een straatwerker… Maar daarna werd de aandacht uitgeschakeld, want waarom zou je je kostbare energie besteden aan iemand die iets aan het wegdek moet repareren, of aan een lantaarnpaal?

Dus daar liggen kansen voor de moderne straatfotograaf: trek aandacht met een hoop toeters en bellen en luttele seconden daarna sta je weer alleen op de wereld.