Hugh Grant is geen Oompa-Loompa

Foto: Warner Bros

Hij moet nog verschijnen, maar nu is er al gedoe rond de speelfilm ‘Wonka’, een prequel van ‘Charlie and the Chocolate Factory’, naar de roman van Roald Dahl. Hierin speelt de Britse acteur Hugh Grant een Oompa-Loompa, een dwerg met een oranjekleurige huid en groen haar. Amerikaanse acteurs met dwerggroei zijn verontwaardigd dat een man met een ‘normale’ lichaamslengte – Grant is 1.80 meter – de rol heeft gekregen, terwijl die op hún lijf geschreven is. Ze vinden het regelrechte broodroof.

Meer authenticiteit

Ik moest aan Tom Hanks denken. In 1993 speelde de Amerikaanse acteur in ‘Philadelphia’ een advocaat die een rechtszaak aanspant tegen zijn oude werkgever omdat hij werd ontslagen nadat hij met het hiv-virus besmet was geraakt. Hanks kreeg er zijn eerste Oscar voor. Onlangs deed de acteur een opvallende uitspraak: ‘Ik denk niet dat mensen het nu nog accepteren als een heteroacteur een homorol speelt.’ Je mag tegenwoordig, meende hij, meer authenticiteit van een film verwachten.


Lariekoek

Zou Tom Hanks’ authenticiteits-clausule de positie van acteurs met dwerggroei beschermen tegen Hugh Grant? Ik hoop van niet. Hugh Grant is geen Oompa-Loompa, maar mensen met dwerggroei zijn dat evenmin. Dat zij rechten menen te kunnen ontlenen aan hun fysieke overeenkomsten met het filmpersonage is lariekoek. Als we zo gaan redeneren komen verkoopsters van Douglas met hun oranje pancake-gezichten ook in aanmerking. Bovendien wringt er bij de acteurs met dwerggroei een ambivalente schoen. Ze zijn het zat om altijd maar weer gecast te worden voor kabouter, elf of Oompa-Loompa. Ze willen ‘normale’ rollen, in ‘normale’ films, maar daarvoor worden ze nooit geselecteerd. En daarin hebben ze gelijk: aan die ongelijkheid moet wél iets gebeuren.

Bestaansrecht

Mag ik homo’s en Oompa-Loompa’s over één kam scheren? In dit geval wel. Bij film gaat het namelijk om de rol van homo en de rol van Oompa-Loompa. Een film is niet echt, geen realistisch beeldverslag, geen documentaire. Film draait om verbeelding, soms gebaseerd op fictie, soms op ware gebeurtenissen. Soms is een acteur geen homo, hij speelt dat hij het is. Soms zo overtuigend dat het hem een Oscar oplevert. Het is zijn vakmanschap en dat van de crew die ons doen geloven dat wat we zien echt is. Juist die magie verleent de film zijn bestaansrecht. Authenticiteit als leidraad voor de casting director draagt daar niet toe bij. Als we niet oppassen mogen voortaan alleen acteurs die kanker hebben of hebben gehad een kankerpatiënt spelen. En zijn atheïstische acteurs ongeschikt voor de rol van priester. En kan een VVD-stemmende acteur geen overtuigende kraker uit de jaren tachtig neerzetten. En moet je als acteur eerst een misdaad plegen wil je gecast worden als slechterik.

Staking

Overigens zal de absurde authenticiteits-discussie vanzelf uitdoven. Voor zijn rol in ‘Wonka’ werd Hugh Grant al door computer animatietechnieken tot het gewenste formaat gereduceerd. In de filmwereld neemt de toepassing van kunstmatige intelligentie hand over hand toe. Scenarioschrijvers en acteurs staakten onlangs voor een betere bescherming van hun beroep. Als die bescherming uitblijft, worden homo’s, Oompa-Loompa’s, kankerpatiënten, priesters, krakers en slechteriken voortaan gespeeld door pixels.

Dood (2)

Af en toe figureer ik in een speelfilm of televisieserie. Althans, dat probeer ik. Het is namelijk helemaal niet zo eenvoudig om voor een figurantenrol geselecteerd te worden. Ook al hoef je niet meer te doen dan ergens te staan, lopen of zitten, je moet wel worden gecast. Soms lukt dat, meestal niet. Ook gisteren kreeg ik weer een afwijzing te verwerken. En dat terwijl ik alleen maar ergens dood op de grond zou moeten liggen. Kat in het bakkie, dacht ik. Niet dus. Er stond geen reden voor de afwijzing in de mail. Waarschijnlijk was er te veel animo, houd ik mezelf voor, hoewel de gedachte dat ik niet geschikt ben voor dode eigenlijk meer troost zou moeten bieden.

Fotocollectie Grand Foulard

Het blijft merkwaardig om een dode te fotograferen. Alsof je iemand bij leven niet of te weinig hebt gefotografeerd en dat manco probeert te herstellen. Wat moet je met zo’n foto?

Tot vroeg in de twintigste eeuw was het vrij gebruikelijk om iemand op zijn of haar doodsbed te (laten) fotograferen. De overledene werd keurig opgebaard, met gevouwen handen, gekamde haren, soms omringd met bloemen. De meeste mensen hadden zelf geen fototoestel, dus werd een echte fotograaf opgetrommeld. Met een foto werd het laatste eerbetoon vereeuwigd.

Misschien gebeurt dat nog steeds, misschien staan er op veel smartphones of in de cloud duizenden van dergelijke foto’s. Maar ik vermoed dat ze door niemand worden gezien. Waarom zou je de dood in de ogen willen kijken?