Op het Vossenplein vind ik deze foto. Een vrouw in een gebloemde jurk kijkt naar een man in een zwembroek die zich voorover buigt naar een vrouw op een andere stretcher. De vrouw lijkt argwanend, ze heeft haar zonnebril ervoor afgezet.
Een mislukte foto, zo zullen de mensen op de foto er later over oordelen. Toch wordt hij niet weggegooid. Hij wordt zelfs op de achterzijde van een notitie voorzien: la Panne, août 1963. Nu is de foto, zestig jaar later, op de rommelmarkt beland.
Ik kijk om me heen. Waar is de handelaar bij wie ik kan afrekenen? Maar er is geen handelaar. De foto is in een doos beland, naast een oude koffer, een versleten kleed. Niemand wil hem hebben. Na zestig jaar eindelijk afgedankt. Ik mag hem zo meenemen. Voor niks. Dat maakte de schaamte alleen maar groter
Verscheurend
Waarom verscheurt iemand een foto van een kind? Een moeder doet zoiets niet. Een vriendin? Zou kunnen. Uit jaloezie, uit haat. Of misschien had het kind toch al een vriendje en is het uit. Liefdesverdriet. Blijkbaar vond het ex-vriendje weggooien alleen niet voldoende. Eerst het rechteroog eraf, daarna het restantje nog in tweeën. Een bewuste handeling. Misschien heeft het meisje het zelf gedaan. Uit schaamte: op een bepaalde leeftijd vind je jezelf maar stom. Of misschien heeft iemand de foto verloren en was de vinder zo teleurgesteld dat hij de foto verscheurde.
Jaren geleden trad Koos Alberts op tijdens de Nijmeegse Vierdaagse. Vanuit zijn rolstoel zong hij zijn hit: ‘Ik verscheurde je foto…’ In het publiek – afgepeigerde Vierdaagse lopers – stond een grapjas op, die met theatrale bewegingen de publiciteitsfoto van Koos in tientallen snippers veranderde. Koos zag het, maar zong dapper door, zijn stem nog klaaglijker dan anders.
Foto’s verscheuren maakt me triest. Dat doe je niet. Niet als er iemand op staat. Een foto van een fruitschaal of een landschap verscheuren doet me niets, maar een portret…