Op het Vossenplein vind ik deze foto. Een vrouw in een gebloemde jurk kijkt naar een man in een zwembroek die zich voorover buigt naar een vrouw op een andere stretcher. De vrouw lijkt argwanend, ze heeft haar zonnebril ervoor afgezet.
Een mislukte foto, zo zullen de mensen op de foto er later over oordelen. Toch wordt hij niet weggegooid. Hij wordt zelfs op de achterzijde van een notitie voorzien: la Panne, août 1963. Nu is de foto, zestig jaar later, op de rommelmarkt beland.
Ik kijk om me heen. Waar is de handelaar bij wie ik kan afrekenen? Maar er is geen handelaar. De foto is in een doos beland, naast een oude koffer, een versleten kleed. Niemand wil hem hebben. Na zestig jaar eindelijk afgedankt. Ik mag hem zo meenemen. Voor niks. Dat maakte de schaamte alleen maar groter
Aan zee
Wat is dat toch, met de zee… Of ligt het aan de zon, het zand, de wind? Waarschijnlijk aan alles samen, wat we voor het gemak ‘een dagje aan het strand noemen’.
Aan zee doen volwassen mensen gekke dingen. Ze worden weer kind. Ze spelen met zand, ze spelen met water. Ze staan als meeuwen met hun armen gespreid tegen de gierende wind. Ze scheuren op skelters over de Zeedijk. Ze eten ijs en wafels. Ze gaan tegen een talud liggen om te genieten van de vroege voorjaarszon terwijl bulldozers een eindje verderop het strand ophogen.
Aan zee vergeten we wat we zijn, wie we denken te zijn. Aan zee worden we weer even onszelf.
Zand
‘Alexander von Humboldt’, lees ik op een schip in de haven van Oostende. Die naam komt me bekend voor, maar de Wikipediapagina doet eerlijk gezegd geen bel rinkelen. Hij was een belangrijk natuurvorser en ontdekkingsreiziger, dat heb ik er in ieder geval van opgestoken. Het schip dat zijn naam draagt, is een Hopper Dredger schip. Het verband tussen die twee ontgaat me, maar dat geldt eigenlijk meestal voor namen van schepen.
Von Humboldt – het schip – wordt ingezet om zandbanken voor de kust op te slobberen en die vervolgens over het strand uit te kotsen. Dat doet hij zo’n beetje elke vijf jaar, als het strand door erosie dusdanig laag is geworden dat de zee bij hoog water gevaarlijk dicht de dijk nadert.
De Von Humboldt pompt het zand, vermengd met water, door roestige buizen naar het strand. Daar loopt het water weg, het zand blijft achter. Bulldozers rijden vervolgens af en aan, van ‘s ochtends vroeg tot ’s avonds laat, om het zand op de juiste plek te krijgen. Alleen al voor het Oostendse strand hebben we het over 600.000 kubieke meter. Als u weleens anoniem twee kuub zand heeft besteld voor op de oprit van uw vervelende baas, heeft u een idee van de hoeveelheid.
Op het strand, ter hoogte van de renbaan, graaft een machine een metersdiep gat. Je hoeft geen Alexander von Humboldt te heten om te zien dat dit met de ophoging van het strand niks te maken heeft. ‘Voor een kabel’, meer wil een man met een veiligheidshelm er niet over kwijt. Op een website vol jargon ontdek ik de verklaring. Er komt een optische glasvezelkabel tussen Oostende en Winterton in Engeland. Blijkbaar heeft de Brexit niet alle verbindingen verbroken.
Boksbalbril
Da’s lang geleden… trekbal, ook wel zoom-zoombal genoemd. Een gadget uit de jaren zeventig, maar weer terug van weggeweest. Er was niet zoveel aan, kan ik me herinneren. De enige – misplaatste – lol bestond uit de handigheid om de touwen met zo’n felle beweging uit elkaar te trekken, dat de ovale bal met een harde klap tegen de handvatten van de ander knalde.
Nee, dan was dit ding een stuk toffer! Het bestond uit een forse bril met plastic spijltjes in plaats van glazen, met daaraan een elastiek en een opblaasbare bal. Door middel van boksbewegingen moest je de bal voortdurend in beweging zien te houden, wat resulteerde in een continu geruk aan de bril. Na een kwartiertje boksen had je een merkwaardige afdruk van het montuur in je gezicht staan.
We kregen de boksbalbril tijdens de zomervakantie van 1971. Als ik me goed herinner werden ze verkocht bij het Kaufhaus in Trier. Echt een rage is het niet geworden. Nu ik de foto zie, begrijp ik ook wel waarom.
Amper tien
Zomer aan zee. Amper tien.
‘Geen jongen meer, al een echte man,’
knipogen je tantes naar elkaar.
Je zweeft van trots over het strand.
.
Maar ’s middags zie je haar op de zeedijk,
op benen waar geen eind aan lijkt te komen,
sta je weer met beide spillebeentjes op de grond,
en houden je tantes wijselijk hun mond.
Je komt net kijken.
.
Schrale troost: de vrouw met de oneindig lange benen heet Odette Michel. In 1953 deed ze voor Zwitserland mee aan de Miss World verkiezing in de Lyceum Ballroom in Londen.